Geschiedenis en gebouw
Bouwgeschiedenis
In tegenstelling tot die van de Pieterskerk, die nog steeds toegankelijk is, werd die van de Janskerk eind 13e eeuw gedicht. Een andere belangrijke wijziging was het ombouwen van de zuilen naar pilarenEen vrijstaand en massief stuk metselwerk, dienende om een bovenbouw te dragen. Een pijler/pilaar is meestal rechthoekig, vierkant of kruisvormig, maar soms ook ruitvormig, veelhoekig of rond.. De zuilen bleken niet sterk genoeg om het gewicht van de kerk te kunnen dragen en daarom werden ze verstevigd. Een van de pilaren is tegenwoordig deels opengemaakt, zodat de oorspronkelijke rozerode zuil weer zichtbaar is. In de linkerzijbeuk is tevens een zuil in zijn geheel opgesteld. In tegenstelling tot het schip en de zijbeukenRuimte van een kerk die evenwijdig aan de middelste beuk (het middenschip) loopt en vaak daarvan gescheiden wordt door een rij zuilen of pilaren. Als de zijbeuken ongeveer even hoog en breed zijn als het middenschip worden ze ook wel zijschepen genoemd in plaats van zijbeuken., waar het muurwerk nog veelal 11e-eeuws is, hebben het koorDe ruimte in de kerk (meestal aan de oostzijde) waar het hoofdaltaar is geplaatst. Het koor is vaak te herkennen aan de halfronde of veelhoekige koorsluiting. Het koor is soms gescheiden van het schip door middel van een koorhek of muur. en de kapellen wel een grote verandering ondergaan sinds de bouwtijd. Zij werden in de periode 1508-1539 verbouwd in de bouwstijl gotiekBouwkunst in West-Europa die zich vanaf de 12e eeuw ontwikkelde en mede was ontstaan door de uitdaging om steeds hogere kerken te bouwen, waar tevens meer licht binnen kwam. De spitsboogvensters met traceringen, luchtbogen, steunberen en kruisribgewelven zijn enkele van de kenmerkende onderdelen in de gotische bouwkunst. . Zo ontstond er een contrast in stijl tussen het koor met kapellen en de rest van de kerk. Het koor werd niet alleen ‘vergotiseerd’, maar ook vergroot.
De verbouwing van de noorderkapel werd bekostigd door dekenHoofd van een dekenaat (onderdeel van een bisdom). Het dekenambt is een ereambt binnen een kapittel. Thomas van Nijkerken, vandaar dat de kapel ook wel Dekenkapel of Nijkerkenkapel wordt genoemd. Zowel deze kapel als het koor kregen net- en stergewelvenHet netgewelf is een laatgotisch gewelf waarvan de ribben mazen vormen als van een net. Het stergewelf is een gewelf waarbij de ribben stervormige figuren vormen. die werden beschilderd. In de Noorderkapel werden zij voorzien van engelen en de wapens van kanunnikenRooms-katholieke geestelijke die deel uitmaakt van een kapittel. Een kapittel is een groep kanunniken die tot een Domkerk of collegiale kerk behoort. .
De westgevel en de torens
De westgevel van de Janskerk werd tijdens de bouw van de kerk voorzien van twee torens met daartussen een apsisNisvormige sluiting van een koor, schip, dwarsbeuk, zijbeuk of zijkapel. Het heeft de vorm van een halve cirkel of halve veelhoek. . Een van de torens stortte in of werd gesloopt (vermoedelijk in de 14e eeuw). De andere toren bleef staan, maar moest wel verstevigd worden. Helaas waren de problemen daarmee niet voorgoed de wereld uit: in de jaren ‘30 van de 17e eeuw moest de grote klok uit de toren worden gehaald, omdat de toren teveel beefde bij het luiden ervan.
Hoewel de toren in slechte staat verkeerde, heeft hij wonderwel weinig hinder ondervonden van de grote
De Reformatie
In de loop van de 16e eeuw nam de onvrede over verschillende praktijken binnen het katholieke geloof toe. Bekende theologen als Johannes Calvijn en Maarten Luther wilden het katholicisme hervormen, maar zij en hun volgelingen werden tegengewerkt. Uiteindelijk kwam het tot een breuk tussen de katholieken en de aanhangers van het nieuwe geloof, de gereformeerden. In 1566 en 1580 leidde de onvrede in Nederland tot de zogenaamde BeeldenstormDe grootschalige vernieling van religieuze kunst en liturgische voorwerpen, uit onvrede over bepaalde praktijken en uitwassen binnen het rooms-katholieke geloof. In 1566 en 1580 trof de Beeldenstorm vele kerken in Nederland. , de grootschalige bestorming van kerken en andere religieuze gebouwen waarbij de beelden en andere kunstvoorwerpen werden vernield.
Om het gebouw nog meer geschikt te maken voor hervormde diensten werd in 1657 de helft van de pijlers van het schip gesloopt, waardoor meer ruimte en overzicht ontstond.
De St. Anthoniuskapel en de hoofdwacht
In de 15e eeuw werd aan de noordzijde van de kerk een extra kapel gebouwd, genaamd St. Anthoniuskapel. Deze kapel werd later ook wel Renessekapel genoemd, naar Jan van Renesse die de kapel tot grafkapel voor zijn familie liet bestemmen. Tegen deze kapel werd de hoofdwacht gebouwd. In dit gebouw verbleef de wacht, die verantwoordelijk was voor de veiligheid van leden van de Provinciale Staten die op Janskerkhof 3 vergaderden.
Andere aanbouwen zijn huisjes uit de 17e en 18e eeuw aan de zuidkant van de kerk en een huisje uit 1641 achter het koor voor de bibliothecaris.
Restauraties in de 20e eeuw
Al aan het begin van de 20e eeuw wordt gesproken over de slechte toestand van de Janskerk. Er vonden
enkele werkzaamheden plaats, zoals het vernieuwen van leien op het dak, maar pas in de jaren ‘40 maakte
In 1976 volgde een grootschalige restauratie. Het Rijk was in 1968 akkoord gegaan met de restauratieplannen voor vijf Nederlands-hervormde kerken in Utrecht (Janskerk, Domkerk, Jacobikerk, Nicolaaskerk en Buurkerk) en stelde geld beschikbaar. De grote restauratie van de Janskerk vond plaats in de jaren 1976-1981. Onder leiding van architect ir. T. van Hoogevest werd zowel het interieur als het exterieur grondig aangepakt. Er werden onder meer delen van hun pleisterlaag ontdaan, ramen en deuren die ooit dichtgemaakt waren werden weer geopend, men reconstrueerde de pijlers die in 1657 uit het schip gehaald waren en het in de 19e eeuw verdwenen klokkentorentje uit 1682 werd herbouwd.
Een belangrijke moderne toevoeging aan het gebouw vormt het ingangsportaal met galerij.
In vogelvlucht: het gebruik van de kerk vroeger en nu
Vanaf de bouw in de 11e eeuw tot aan 1580 diende de Janskerk eeuwenlang als katholieke kapittelkerk. Nadat het stadsbestuur het katholicisme verboden had, werd de kerk als hervormde kerk gebruikt en kreeg het daarnaast andere functies. Zo werd er in 1584 een bibliotheek in het koor gevestigd en werd de kerk in 1813, tijdens het laatste jaar van de Franse bezetting, kort gebruikt als kazerne.
In 1900 werd het voortbestaan van de kerk bedreigd toen de kerkvoogdij overwoog het gebouw voor 125.000 gulden te verkopen, ten behoeve van de bouw van een nieuw stadhuis. Kort voor de Tweede
Sinds 1947 kwam er een studentenpredikant in de Janskerk. Hieruit ontstond de Evangelische Universiteitsgemeente (EUG), tegenwoordig de EUG Oekumenische Studentengemeente geheten. Naast de wekelijkse dienst op zondag wordt de Janskerk verhuurd voor allerlei verschillende evenementen, zoals concerten, congressen en bruiloften.
Interieur
Van grafkelder tot goudleerbehang
Zo is er de tombe van proostVoorzitter van een kapittel. Een kapittel is een groep van rooms-katholieke geestelijken (kanunniken) die tot een Dom- of collegiale kerk behoren. Dirk van Wassenaer (†1465), voorzien van zijn beeltenis met aan zijn voeten een leeuw. Boven de tombe hangt het familiewapen en een grafschrift dat Van Wassenaer gedenkt. Onderdeel van het familiewapen is een zwarte hoed met zes kwasten, een teken dat veel proosten en kanunnikenRooms-katholieke geestelijke die deel uitmaakt van een kapittel. Een kapittel is een groep kanunniken die tot een Domkerk of collegiale kerk behoort. gebruikten als verwijzing naar hun positie.
Via een trapje is ook de beschilderde grafkelder van de in 1563 overleden kanunnik Adrianus van Bevelandt te bezichtigen. De wat gehavende schildering toont een kruisigingsscène met daarbij een knielende Van Bevelandt.
In het koor werd in 1948 een 16e-eeuwse grafkelder met daarin een vrijwel vergane 15e-eeuwse houten kist aangetroffen. Het bleek te gaan om het graf van Thomas van Basin, bisschop van Lisieux (1412-1491). De kist bevatte resten van het skelet met een eikenhouten staf, een koperen plaat met inscripties en een kelk. Naast de datering van de kist en grafkelder bevestigt ook het feit dat het skelet niet netjes lag en de kelder niet gepleisterd en beschilderd was, dat de bisschop ooit elders in de kerk was begraven. Het graf van de bisschop is in de 16e eeuw, na de verbouwing van het koor, verplaatst naar de plek waar het in 1948 werd gevonden. In 1952 werden de resten herbegraven onder het koor.
Het koor wordt onder meer opgesierd door het orgel (1861), het beschilderde gewelfEen gebogen metselwerkconstructie die een ruimte overspant. Een gewelf bestaat uit stenen die zijdelings zo tegen elkaar steunen, dat in de hele constructie uitsluitend drukkrachten optreden. De naar buiten gerichte krachten moeten worden opgevangen, bijvoorbeeld door steunberen of luchtbogen. Er zijn allerlei soorten gewelven, zoals het tongewelf en het kruisgewelf. en de 15e-eeuwse koorbanken. In eerste instantie lijkt er niets vreemds aan de hand te zijn met de deur rechts achterin het koor, maar wie dichterbij komt ziet het perspectivische grapje dat is uitgehaald: de natuurstenen omlijsting is aan de linkerkant veel breder dan aan de rechterkant, waardoor de deur scheef lijkt te zijn.
Bijzondere versieringen
Wandschildering in de grafkelder
De kanunnik is op kleiner formaat afgebeeld als een jeugdige geestelijke die de tekst van psalm 41 reciteert: Quemadmodum desiderat cervus ad fontes aquarum. Ita desiderat anima mea ad te, Deus. Ofwel: Zoals het hert dorst naar de waterbronnen, zo smacht mijn ziel naar u, God.
Op de achtergrond zijn de contouren van de stad zichtbaar, waarboven de verduisterde zon maar net te onderscheiden is. De tekst naast het kruis zegt dat het hier gaat om het graf van Adrianus a Bechlandt (schrijffoutje!), kanunnik van deze kerk en overleden anno 1563.
DoopvontBekken voor de toediening van de doop en het bewaren van het doopwater. Het doopvont staat aan de westelijke zijde in een kerk.
Orgel
Het Witte-orgel
De Janskerk heeft door de eeuwen heen verschillende orgels gehad. Tijdens de BeeldenstormDe grootschalige vernieling van religieuze kunst en liturgische voorwerpen, uit onvrede over bepaalde praktijken en uitwassen binnen het rooms-katholieke geloof. In 1566 en 1580 trof de Beeldenstorm vele kerken in Nederland. in 1580 werd het toenmalige orgel vernield. Dit werd vervangen door het orgel van de Minderbroederkerk, dat uiteindelijk in 1657 werd verkocht voor 250 gulden.
Klokken
Bij de grote kerkrestauratie van 1976-1981 werd er, na constructieve versterking van de kapconstructie, wederom een koepeltorentje geplaatst met klok. Deze werd in 1977 door de Koninklijke Eijsbouts vervaardigd en meet 82,3 cm (340 kg). Tekst: Gezegend is mijn lot / het uur te slaan voor God (de tekst, niet op de rand maar onder op de zgn. fausure, is van Ad den Besten, maar zijn naam staat niet op de klok).
In de kerk bevindt zich het Van Eyck-klokje met de tekst: ZIEL DE FLUIT HARTSLAG DE TOREN GAF HIER VAN EIJCK DIES LAAT IK HOREN. Dit sierklokje werd door Eijsbouts in 1982 vervaardigd n.a.v. het 10-jarig bestaan van de in de Janskerk zetelende “Stichting Jhr. Jacob van Eijck”.
Vroeger stond de Janskerk bekend als de Langslaperskerk omdat de morgendiensten begonnen om 10.30 uur in plaats van de toen gebruikelijke tijd van 10.00 uur. De studentengemeente maakt het weer laat; namelijk om 11.00 uur begint de dienst.
Klokgelui
Literatuur
- Delemarre, F., A. van Deijck, P.C. van Traa. Middeleeuwse kerken in Utrecht. Zutphen, 1988.
- Graafhuis, A., K.M. Witteveen. In en om de Janskerk: bij de opening van de gerestaureerde
Janskerk, 19 september 1981. Utrecht, 1981.
- Kipp, A.F.E. ‘Stedelijke bemoeienis met het herstel van de stormschade na de ramp van 1674’. In:
Bericht van de Stichting Vrienden van de Domkerk, jrg. 19 (2007), nr. 1, p. 1-16.
- Stenvert, R., C. Kolman, B. Olde Meierink, e.a. Monumenten in Nederland. Utrecht. Zwolle,
1996.
- Kralt, T., W. Klukhuhn, P. van der Ros (red.). Levende monumenten. Geschiedenis,
instandhouding en hedendaags gebruik van Utrechtse binnenstadskerken. Ootmarsum, 2008.
Tekst: Marieke Lenferink en Lisa Olrichs
Fotografie: Maarten Buruma, Henk Jansen, Nina Slagmolen